‘Mooi dat jullie hier weer zijn.’
Tekst: Margalith Kleijwegt
Frances Moasimana werd slachtoffer van de gespannen situatie die er in 1990 in Welkom en township Thabong heerste. Het was eind mei en de onrust in de conservatieve provincie Oranje Vrijstaat was groot. Militante ANC-ers en de net zo militante blanke leden van de Afrikaner Weerstandsbeweging stonden lijnrecht tegenover elkaar. En ze schoten elkaar ook dood als ze dat nodig vonden.
In Thabong braken onlusten uit nadat de politie van Welkom op een nacht met duizend man Thabong in was getrokken. ‘Operation Watchdog’ heette de operatie tegen de kleine criminaliteit waarbij vierduizend huizen overhoop werden gehaald. De politie had, misschien in paniek, in het wilde weg geschoten en daarbij werd Frances geraakt toen hij zijn huis in wilde vluchten. In de zinken plaat achter de buiten-wc zaten maar liefst zestien kogelgaten. Frances was een fervent voetballer, een scholier, een zoon, een broer en een vriend. Een gewone jongen uit Thabong. Daar woonden de zwarten, in Welkom woonden de blanken. Die scheiding tussen blank en zwart werd toen nog strikt gehandhaafd. De zwarte mannen van Thabong werkten meestal in de mijnen en de zwarte vrouwen als dienstmeisje bij de witte gezinnen. ’s Avonds als het donker viel, keerden ze terug naar Thabong.
In Thabong waren de zwarte leraren in staking gegaan, ze wilden niet langer dat blanken daar les kwamen geven. Op een van die scholen zat Lebo destijds, hij was vier jaar jonger dan Frances. Hij kende hem niet persoonlijk, maar wat Frances gebeurde had ook Lebo kunnen overkomen. Bladerend door het fotoboek van Ad bleek hij de begrafenisondernemer, de man die Frances had begraven, goed te kennen. Net als anderen in het boek trouwens.
Toen we in 1990 door Thabong liepen, vroeg een man ons naar het huis van Frances te komen. We liepen mee, maar werden bij het huis tegengehouden door een zwarte agent. ‘Verdwijn uit Thabong’ zei hij, ‘Het is hier veel te gevaarlijk, ze kunnen je levend verbranden.’
Maar het was helemaal niet gevaarlijk, er heerste alleen verdriet. De jongens van zijn voetbalteam stonden verlegen in hun voetbaltenue, een korte witte broek en lange blauwe kniekousen omhoog gehouden met een elastiek, rondom de kist van Frances. Met een blik van ongeloof. Veel mensen verzamelden zich op het erf waar Frances was doodgeschoten. ANC vertegenwoordigers riepen dat Frances een held was die in de strijd tegen apartheid was gestorven. Zijn vader, een bankemployé, zag erop toe dat iedereen te drinken had. De indrukwekkende wake duurde de hele nacht, de moeder van Frances bleef binnen bij de kist van haar zoon, pas de volgende ochtend kwam ze naar buiten.
Er waren nog drie slachtoffers van het politiegeweld, een meisje van veertien, een jongen van achttien en een man van eenenvijftig. Ze zouden een dag later gezamenlijk begraven worden. Walter Sisulu, een wijze en bijzondere ANC-leider, hij zat jarenlang met Mandela op Robbeneiland gevangen, sprak de getroffen families toe. ‘Heel Zuid-Afrika zou moeten rouwen om dit onnodige bloedvergieten’, zei hij. Maar ook: ‘Stuur uw kinderen naar school, zorg ervoor dat ze leren. Anders zullen we nooit gelijke rechten krijgen.’
Het lukte de familie Moasimani betrekkelijk snel na de apartheid om een ruim, vrijstaand huis met een redelijk grote tuin in Welkom te kopen. Weg uit het naargeestige township Thabong. Een nieuwe start. Maar het lot sloeg opnieuw toe. Meneer Moasimani overleed jong en liet zijn vrouw, drie dochters en een zoon achter.
‘Weet u dat mijn man dood is?’, is het eerste dat mevrouw Moasimani 27 jaar na onze eerste ontmoeting dit keer tegen ons zegt. Op een toon alsof ze het na al die tijd nog steeds niet kan geloven. Haar jongste kleindochter woont bij haar in huis, vertelt ze. Ze is naar school, maar kan ieder moment thuis komen. Mevrouw Moasimani vraagt of we snoep bij ons hebben, ze is dik, heeft diabetes, maar zoetigheid is kennelijk haar troost. Drie van haar dochters zijn inmiddels overleden vertelt ze bijna toonloos. Ze knikt, strijkt over haar gezicht en mompelt wat.
Langzaam komt de herinnering aan ons weer boven. Een glimlach: ‘Wat mooi dat jullie hier weer zijn. Wel jammer dat jullie geen snoep bij je hebben. Nemen jullie dat de volgende keer wel mee?’